Paul van Liempt in gesprek met Colette van Landuyt

In de etalage van haar kledingzaak aan de Keizersgracht pronken een paar prachtige takken die ze van een vriend kreeg. Ze drukken haar liefde voor de natuur uit. In haar vrije tijd loopt ze graag alleen door het bos, op zoek naar kruiden die ze droogt. Een ze doet en passant ideeën op. Ze laat een jurk zien die is geïnspireerd op een partij takken. De natuur geeft inspiratie  voor haar werk, zegt ze, maar bepaalt ook haar voorkeur voor natuurlijke vormen en stoffen die het vrouwelijk lichaam zoveel mogelijk to zijn recht laten komen. Haar ontwerpfilosofie: “Kleding moet met het lichaam meebewegen en in de beweging haar geheimen prijsgeven.”

In haar winkel aan de gracht hangt een serene sfeer die versterkt wordt door afwezigheid van muziek, een idyllische binnentuin aan de achterkant en het zachte geluid van haar stem, ze praat haast op fluistertoon. Een passend decor voor haar bescheiden en fijngevoelige persoonlijkheid. Het is rustig op deze vrijdagmiddag, een paar klanten lopen langs de kledingrekken en verlaten de winkel met een variatie op de waarderende woorden: “Heel bijzonder”.

Het zijn geen loze complimenten, want de kleding die Colette van Landuyt (61) maakt valt onder de noemer toegepaste kunst. Ze is wars van modetrends, maakt tijdloze en sobere ontwerpen waarin ze zo min mogelijk kans geeft aan ‘tierlantijnen’. Ze was altijd enthousiast over het werk van Dries van Noten, bewonderde de materialen die hij gebruikte, maar onlangs was ze ‘een beetje teleurgesteld’ toen ze een collectie van hem in een winkel zag hangen. “Ik zag overal strikken, op de linkermouw en de rechtermouw. Er zat geen enkel idee achter, dat viel me tegen.”

Haar klantenkring bestaat voor een groot deel uit vrouwen die er voor hun beroep representatief uit moeten zien; zij zijn werkzaam als arts, in de advocatuur of aan universiteiten. Maar ze verkoopt ook kleding aan vrouwen met een uitkering. “Die vrouwen kopen een of twee kledingstukken per jaar. Als ik ze goed ken mogen ze het bedrag per maand aflossen.” Extreem duur is ze zeker niet. Jasjes kosten gemiddeld rond de driehonderd euro, broeken en rokken gaan er voor tweehonderd euro uit. De ontwerpen van Van Landuyt vielen op in de loop der jaren. Het Gemeentemuseum in Den Haag en het Centraal Museum in Utrecht kochten werk van haar aan. Vrienden vertellen haar met enige regelmaat dat ze met wat ze maakt wereldberoemd had kunnen zijn, maar dat ze door haar karakter in kleine kring  bekend is gebleven. Ze treedt niet graag op de voorgrond, mijdt als het even kan de publiciteit. Ze houdt niet van het theater van de glamour en zal ook nooit een harde ondernemer worden. “Ik maak alleen kleding waar ik zelf helemaal achter sta. Inspiratie en de poëzie daarin staan voor mij op de eerste plaats. Ik heb ook maar één zaak en één atelier in De Pijp. Dat is overzichtelijk en heeft als bijkomend voordeel dat ik bijna al mijn klanten bij naam ken.

Bijdrage aan de stad

“Na mijn studie aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en het Lucas Instituut in Gent woonde ik een periode in Brussel, waarna ik in 1971 naar Nederland verhuisde. Het onderwijs was er veel beter dan in België, daarom kwam ik voor mijn dochter Dorothée hierheen. Ja, dat is nu wel anders. Toen Dorothée achttien werd ging ze weer terug naar België, omdat het niveau van het onderwijs daar inmiddels dat van Nederland ontstegen was.”

“Ik leefde met een beeldend kunstenaar. Dat betekende dat ik al snel wist dat ik de kost moest gaan verdienen. Ik kon tekenen en naaien, kocht tweedehands kleding die ik iets veranderde en verkocht, maar het geld stroomde niet binnen. Ik heb zelfs een korte periode op straat gebedeld in Brussel en Amsterdam. In een prachtige jas met pofmouwen, die tot de grond uitliep en die ik voor een euro op de markt had gekocht vroeg ik voorbijgangers geld om eten te kunnen kopen. In Brussel kreeg ik niets, mensen vonden het onbegrijpelijk dat je bedelde. In Amsterdam kreeg ik wel geld, maar vroegen ze me waarom ik in godsnaam moest bedelen als ik zo’n mooie jas kon betalen.”

“Ik heb een jaartje in het atelier van Fong-Leng gewerkt, maar daarna altijd voor mezelf. Ik begon op de Zeedijk, waar een klein raam van mijn woning als etalage dienst deed. Het was een totaal andere buurt dan tegenwoordig, waar ik tot mijn verbazing mijn eerste klanten kreeg. In 1975 begon ik met mijn eerste winkel aan de Tweede Leliedwarsstraat in de Jordaan. Na tien jaar kwam ik op de Keizersgracht terecht, waar ik nu nog steeds zit en nog lang hoop te blijven.”

“Ik leef en werk vanuit de zen-gedachte. Het gaat om het hier en nu, om de concentratie van het moment. Ik beleef enorm veelplezier in het maken, in de schoonheid van het ogenblik. De beweging van het lichaam fascineert me het meest. Op een subtiele manier probeer ik het erotische te benadrukken. Als je mijn kleding draagt moet je je bewust zijn van de stof en er in de beweging mee spelen, daar kun je van genieten. Mijn ontwerpen baseer ik op een pop met maat 38, ook mijn maat, dat maakt het me gemakkelijk. Ik probeer te boetseren, alsof ik de stof in vormen om de huid kneed.”

Waardering

“Ik krijg heel vaak complimenten van klanten. Sommige vrouwen komen al tien tot zelfs twintig jaar bij me terug. Het komt voor dat ik als een soort sociaal werker naar iemands levensverhaal luister. De band met een klant is soms zo goed dat iemand vertrouwen in je stelt en behoefte voelt haar verdriet tegen je uit te spreken. Als het rustig is in de winkel neem ik er de tijd voor.

Kijk, in dit boek, ‘Een Maanwandeling in Mode Domeinen`, wordt aandacht aan mijn oeuvre besteed. Het is zowel een analyse als een hommage. Een aantal klanten heeft de moeite genomen over mijn kleding te oordelen. Rechter Suzanne zegt: ‘De winkel valt niet op. Hij is voor kenners. Het geheel is zeer geraffineerd. In Nederland is dat snel te chique. Het kan mij niet chique genoeg zijn.` Styliste Nicolet schreef: ‘Ik draag deze prachtige kleding vanwege de mooie en goede kwaliteit van de stof; de goede pasvorm; de prachtige afwerking; het tijdloos en vrouwelijk karakter ervan. De kleding is zo bijzonder door de kunst van het weglaten.` En stadsplanoloog Helga: ‘de kleding berust op reductie. Iedere keer denk ik: nu kan het niet minder. Telkens blijken binnen die reductie nieuwe dingen te gebeuren`.“

Collega’s

“Als eigenaar doe ik bijna alles zelf, maar ik kan heel goed met aardige mensen om me heen werken. Vrouwen die mij in de winkel helpen hebben mij vaak speciaal uitgekozen. Vaak jonge vrouwen die rechtstreeks van de Academie komen of na een stage hier zijn blijven hangen. Als je van de Academie komt weet je doorgaans nog weinig. Je hebt nauwelijks kennis van het vak en van het leven. Soms denkt iemand een groot ontwerpster te zijn, terwijl ze nog niets gepresteerd heeft. Wie bereid is te luisteren kan ik heel veel leren.”

Sfeer in de stad

“Ik heb moeilijk aan Nederland kunnen wennen, ik voelde me hier in het begin helemaal niet thuis. Amsterdammers die in een café om een tafel zaten en snelle grappen maakten kon ik niet volgen. De taal en de mensen vond ik hard. Dat vind ik nog altijd, maar ik ben er nu aan gewend. Onlangs was ik in Brussel en het viel me op dat iedereen aardiger voor elkaar is. Mensen kijken elkaar aan. Als je hier in een tram zit of op straat loopt heb je zelden oogcontact.

De kleding is verbeterd, maar je ziet nog veel hobbezakken. En het straatbeeld wordt door trends bepaald. Goedkope kleding die je een paar maanden later weer weggooit, in plaats van tijdloze kwaliteit.”

Kader

Geboren: Op 1 juni 1945 in het dorpje Wetteren bij Gent.

Dochter van: Mijn vader was kunstenaar die edelsmid werd om de kost te verdienen. Hij maakte tafels en stoelen. Later had hij een gigantisch bedrijf dat machines maakte. Mijn moeder voedde in ons katholiek gezin acht kinderen op en had een zaak in stoffen.

Hoogste opleiding: Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en het Lucas Instituut in Gent.

Vorige baan: Stage in het atelier van Fong-Leng.

Laatste boek:Ik lees hier en daar stukjes over mode. Een deel van het jaar woon ik in Frankrijk, waar ik wilde kruiden in bossen verzamel die ik later droog. Het is mijn grote hobby.

Mooiste wapenfeit; Mijn dochter Dorothée van den Berghe, die films maakt.

Wil nog: Meer tijd in Frankrijk doorbrengen en nog heel lang met deze winkel doorgaan, in de hoop dat mensen na aanschaf met plezier naar buiten gaan.

Paul van Liempt, Karakters, Het Parool,  zaterdag 9 december 2006.